Boerderijleven slecht of goed voor kinderen? Deskundigen leggen uit
In dit artikel:
In de gemeente Ede mogen sommige gastouders geen kinderen opvangen omdat de luchtkwaliteit in de buurt volgens de GGD ongunstig zou zijn door omliggende veehouderijen. Dit artikel bespreekt waarom die besluitvorming plaatsvindt en welke wetenschappelijke en bestuurlijke overwegingen meespelen.
Wat zeggen wetenschappers over wonen nabij boerderijen? Professor Bart Lambrecht (longarts, Gent) wijst erop dat opgroeien op een traditionele boerderij juist beschermend kan zijn tegen astma en allergieën. Tegelijk waarschuwt hij dat industriële veehouderijen — vooral varkens- en pluimveebedrijven — fijnstof produceren, en dat fijnstof schadelijk is voor de gezondheid van kinderen.
Waarom mag wonen soms wél, maar opvang niet? Formeel hanteert de GGD vergelijkbare gezondheidscriteria voor woningen en kinderopvanglocaties, maar gemeenten wegen ook economische en politieke belangen mee. De gemeente Ede noemt de grote woningbouwopgave als reden om woningen soms toch toe te staan, terwijl zij strenger zijn voor kinderopvang omdat daar voldoende alternatieve, gezondere locaties beschikbaar zijn.
Welke richtlijnen gebruikt de GGD? De GGD werkt met afstandsadviezen in plaats van alleen wettelijke grenswaarden. Als vuistregel geven ze doorgaans een negatief advies voor nieuw te gebruiken locaties binnen ongeveer 250 meter van een varkens- of pluimveehouderij. De Wereldgezondheidsorganisatie streeft naar maximaal 5 µg/m3 PM2,5 per jaar; in Gelderland ligt de gemiddelde concentratie nu rond 9–10 µg/m3 (spreidend van 7 tot 14 µg/m3). Volgens Maarten Krol (hoogleraar luchtkwaliteit, Wageningen) is het in Nederland lastig overal aan 5 µg/m3 te voldoen; alleen de Waddeneilanden halen echt lage waarden.
Is de strenge werkwijze terecht? Meningen zijn verdeeld. Krol zegt te twijfelen aan de noodzaak van zeer strikte maatregelen en benadrukt andere relevante kindergezondheidsfactoren zoals buitenspelen. Lambrecht waarschuwt voor overhaaste paniek maar benadrukt dat de situatie per locatie sterk verschilt — afhankelijk van aantal en type dieren, stalontwerp en windrichting.
Advies van deskundigen: beslissingen moeten plaatsgebonden zijn en gebaseerd op herhaalde luchtmetingen door het jaar heen (bijvoorbeeld één maand per seizoen) om een betrouwbaar beeld van blootstelling en risico’s te krijgen. Daarmee kunnen gemeenten en gezondheidspartners onderbouwder afwegen of opvanglocaties verantwoord zijn.